HEUPDYSPLASIE / HD

 

(Mw. Drs. G. Veenink, dierenarts).

 

HD is de afkorting van heupdysplasie.

 

HD is een stoornis in de ontwikkeling van (meestal) beide heupgewrichten die gekenmerkt wordt door een verslapping van het kapsel van het heupgewricht waardoor een abnormale ontwikkeling van de vorm van de heupkop en heupkom kan ontstaan met als meest ernstige resultaat dat de heupkop uit de "kom" geraakt.

 

HD komt meestal voor bij de grote honden rassen; kleine honden hebben zelden HD. Ook komt bij het ene ras veel meer HD voor dan bij het andere. Een veel voorkomend misverstand is dat HD voor 100 % een erfelijke ziekte zou zijn en daarom zou kunnen worden vermeden door selectief fokken. Dit is helaas niet het geval. HD is voor een deel erfelijk bepaald maar ook vele niet erfelijke factoren (beweging, voeding) bepalen het ontstaan van HD. HD is ook geen aangeboren aandoening maar een "groei of ontwikkelings" ziekte.

 

Door een streng fokbeleid is het in de loop der jaren gelukt om het voorkomen van HD een stuk te verminderen; het is echter niet gelukt om de ziekte uit te roeien omdat ook deze niet erfelijke factoren een belangrijke rol spelen. Of uw hond HD zal krijgen is dan ook afhankelijk van zijn genen, de erfelijke component, maar ook van b.v. de voeding en de activiteit van de hond in zijn ontwikkelingsfase van puppy tot volwassen dier.

 

Wat betreft de erfelijke component; vele fokkers laten hun honden röntgenen op HD voordat zij er mee gaan fokken hetgeen een zeer goede zaak is. De röntgenfoto s worden opgestuurd naar een landelijke stichting (de WK Hirschfeld stichting) die ze beoordeelt. De hond krijgt een classificatie en zo weet de eigenaar of de hond goede heupen heeft.

 

Vaak is ook de HD status van de ouders van de hond bekend en de nestgenoten waar naar de fokker dan zijn beleid kan aanpassen. Het gen (of de genen) waarop de vererving van heupdysplasie ligt is nog niet gevonden. Men denkt echter dat meerdere genen een rol spelen waardoor het weer moeilijker is om het "eruit" te fokken.

 

Wat betreft de niet erfelijke factoren zijn vooral de voeding en de activiteit van de hond in de ontwikkelingsfase van puppy naar volwassen heel belangrijk voor het wel of niet ontwikkelen van HD. De hond groeit in deze fase zeer snel en de grootte van de hond neemt sneller toe dan de sterkte van zijn spieren, pezen en gewrichtskapsels waardoor dus problemen kunnen ontstaan zoals HD.

 

De groeisnelheid is onder andere te beïnvloeden door de voeding van de hond. Uit onderzoek is gebleken dat het beter is om voeding met iets minder calorieën te geven en met een normaal of beperkt gehalte aan calcium (kalk) zodat de hond niet te snel groeit in een te korte tijd. Bovenstaande komt er op neer dat de hond aan de "magere" kant gehouden dient te worden en dat zeker geen calcium of kalk toegevoegd moet worden aan het voer.

 

Wat betreft de activiteit van de hond tijdens de groeifase: het is heel belangrijk om de jonge hond regelmatig te laten bewegen. In principe mag een jonge hond veel doen als het maar niet extreem wordt. Goede bewegingen zijn wandelen, zwemmen en kleine stukjes aan de fiets (vanaf een maand of 7). Elke dag vier maal een half uur bewegen is beter dan twee maal per week drie uur. Verder is rust op zijn tijd ook heel belangrijk.

 

Een hond die sterke spieren heeft zal veel minder snel HD ontwikkelen omdat er veel minder krachten op zijn gewrichten komen; de "klappen" worden opgevangen door zijn spieren.

 

Het bovenstaande dient er allemaal toe om een hond zonder HD te krijgen.

Echter uit het bovenstaande verhaal is ook duidelijk geworden dat vele factoren invloed hebben op het wel of niet krijgen van HD en dat het dus heel goed mogelijk is dat uw hond toch in meer of mindere mate HD heeft/krijgt. Honden die wel HD ontwikkeld hebben kunnen de volgende klachten krijgen;

  • moeilijk opstaan en weglopen
  • minder uithoudingsvermogen
  • onzekere waggelende gang in het achterstel
  • moeite met springen
  • soms kreupelheid aan een kant
  • duidelijke pijnuitingen bij bepaalde bewegingen.

 

De mate van de klachten is natuurlijk afhankelijk van de mate waarin de heupen zijn aangetast (dit kan röntgenologisch worden vastgesteld) maar ook van de spierontwikkeling van de hond. Een hond met slechte heupgewrichten maar goede spieren kan veel opvangen waardoor hij of zij niet veel klachten zal hebben. Wanneer de klachten zich openbaren is natuurlijk ook afhankelijk van de mate van aantasting van de heupgewrichten. Dit kan variëren van 6-7 maanden leeftijd in ernstige gevallen tot 5-6 jaar in milde gevallen.

 

Honden met lichte klachten kunnen goed met een bewegingsregiem en pijnstillers (meestal tijdelijk) behandeld worden en kunnen zonder al te veel klachten behoorlijk oud worden.

 

Honden met ernstige klachten op jonge leeftijd (meestal vanaf 6-7 maanden) kunnen eventueel operatief behandeld worden; dit moet echter per patiënt bekeken worden.

 

Penn HIP methode